JOANNES VOLLENHOVE.
42
meente verdreven, daar een inval van de Munsterschen
in September 1665 in Twente hem noopte naar elders
te vertrekken. Sluyter vertoefde nu hier dan daar bij
vrienden en verwanten in Overijssel en Holland, o. a.
te s Gravenhage waar een zijner broeders woonde. Oude
kennissen werden opgezocht, schoone herinneringen aan
de jaren van studie vernieuwd, en menig aangenaam
samenzijn ten huize van Vollenhove gehouden, tot voor
hem na den vrede te Cleef, 18 April 1666, de blijde ure
aanbrak, dat hij naar zijn geliefd dorp kon terugkeeren.
Had hij bij zijn wandelingen door den Haag de vele
schoonheden der hofstad kunnen bewonderen, zijn stille
omgeving buiten trok hem boven alles:
„Waar iemant duisent vreugden soek,
Mijn vreugd is in den Achterhoek.” 2)
Vollenhove had middelerwijl droeve dagen doorleefd.
Onverwacht had hij de tijding ontvangen, „dat een van
zijne zoontjes te Zwolle overleden was, getroffen van
Godts slaanden Engel ten huize van zijn schoonvader”,
welk verlies hem zoozeer ter harte ging, dat „hem alle
lust en vaardigheit om iets bij den hant te nemen als
wel anders hierdoor vergaan was.” 3). Toch waren
hem de vertroostingen Gods niet te klein en aanvaardde
hij deze beproeving in het geloof, verwachtende dat
x) Heuvel, t. a. p. blz. 67.
2) Door Vollenhove was Sluyter ook met Brandt in kennis gekomen,
de Haes, t. a. p. blz. 138 v.v. neemt ook eenige brieven van den
Eibergschen leeraar aan Brandt op, waarin hij o. a. schrijftHoewel
ik, met mijn eenvoudige rijmerij een van de minste ben, zoo zal dezelve
nochtans van Uw Eerw. niet geheel verworpen worden, ten weinigsten
niet, omdat ook onze Vollenhove daarin gevonden wordt; men zie
toch mijn overtredinge van de Wetten der naeukeurige Dichtkunst wat
over 't hooft”.
3) Brief van 13 Juli 1666, de Haes. blz. 130.