De materieele omstandigheden van de Vereeniging
Die Haghe zijn heel wat minder gunstig, nu ik het
redacteurschap aanvaard, dan toen mijn drie voorgan
gers Servaas van Rooyen in 1888, Morren in 1898
en Van Gelder in 1911 hun arbeid aanvingen.
De laatste echter had na 1914 ook met oorlogsprijzen
en oorlogsmoeilijkheden te rekenen en zijn taak was in
die jaren dikwijls verre van gemakkelijk. De leden weten
echter men zal het gaarne met dank aan Dr. Van
Gelder erkennen dat er sindsdien toch nog vier
smakelijke Jaarboeken zijn verschenen.
Dit jaar bleek van uitgave geen sprake te kunnen
zijn, tenzij ernstig aan bezuiniging op de drukkosten
werd gedacht.Dientengevolge moest weer tot het oudere,
veel goedkoopere formaat worden teruggekeerd en de
omvang diende tot hoogstens 18 vel gelijk aan dien
van 1895 te worden beperkt. Natuurlijk is dit te
betreuren, maar het was niet te verhelpen en ik vertrouw,
dat het boekje, aan welks uiterlijk veel zorg is besteed,
toch welkom zal zijn.
Behalve met financieele moest ook nog met moeilijk
heden van anderen aard gekampt worden. Jhr. O. A.
Repelaer van Driel toch had een bijdrage over de her
stelling van de Groote Kerk toegezegd. Hij was echter
nauwelijk begonnen, toen de dood hem overviel. De
Heer C. F. Gijsberti Hodenpijl had plaats verzocht
voor een artikel over de economische verhoudingen in
Den Haag in het begin van de 19e eeuw. Ook hij
overleed en helaas is dit stuk niet onder zijne papieren
aangetroffen.