JOANNES VOLLENHOVE.
60
I-
Ook vroeger had Vollenhove zich inzake zijne Gereformeerde
belijdenis al tegenover Brandt uitgesproken, naar aanleiding van een
ontmoeting met den Remonstrantschen predikant Hartzoeker „Open
hartig moet ik van dien man zeggen, dat ik de Gereformeerde kerk
van zo groote onbillijkheidt, als hij haar te laste legt niet zou kunnen
betichten, omdat hij van Socijn en zijne leerlingen vrij wat te veel,
mijns oordeels geleert hebbende, zo hoog niet bij mij te boek staat,
als hij van en voor zichzelven spreekt, of Barleus voor hem”, de Haes,
blz. 187.
2) Poëzy, blz. 285. Troostgedachten in rou over mijn zuster
Anna Vollenhove, huisvrou van Gerhardt Kersseboom, secretaris
der stede Oudetvafer. 1676. Een jaar later ontsliep zijn andere
zuster, wier nagedachtenis hij nog vermeldt in zijn Geboortegroot aan
mijn broeder Bernhart Vollenhove, Burgemeester der stadt Kampen.
Poëzy, blz. 201.
„Dit lot was ons beschoren,
Ik buig voor ’s hemels wil
En achte u nooit verloren,
Die hier beneên nooit stil
Noch moê van Godt te loven,
Volmaakter juicht daarboven.
gevoegt hebben. Wat aanstoot kon dat geven, die eenigs-
zins op reden gegront waren? En de liefhebbers hadde
’t misschien vermaakt, dat de kunstgenootschap der
Poëzye Remonstrantsche en Contraremonstrantsche pre
dikanten aldus kon vereenigen in 't verheffen van een
poëet, die zeer hardt en bijgelovig Paapsch was, en
bij geen van die beide daarin te pryzen.” Deze geza
menlijke uitgave bleef dan ook achterwege x).
Beproeving en leed waren hem ook in dien tijd in
den huiselijken en familiekring niet gespaard gebleven.
Smartelijk was het hem te staan bij het sterfbed van zijne
geliefde zuster 2) en diep trof hem haar verscheiden, al
was haar heengaan in vrede: