61
JOANNES VOLLENHOVE.
vrienden hier bestendig
van dag tot dag
een kroes, doch minst van alsem
16 October 1678. Poëzy, blz. 118 v.v.
Ook Vollenhove zelf werd met eene ernstige krankheit
bevangen, „waarin de hant des Heeren hem bijkans voor
een maant nederwierp op zijn leger”. Dankbaarheid ver
vulde zijn hart, toen hij, van den rand des grafs opge
richt, wederom zijn dienstwerk hervatten mocht, en
gezegend in den weg der kastijding, Gode de eer toe
brengen
„Groote Godt, myn hoogste goet
Door uwen zoon, die zich quam kleden
Met sterflijk vleesch, om met zyn bloet
Te boeten voor ontelbre leden.
Hoe quyt myn ziel, geknielt in t stof,
Zich voor uw hogen troon recht dankbaar!
'k Zie hoe de zicht des doots vast maait,
Geen vreugt van
Z’ ontvallen mij
Mij schenkt ge
Godt zelf, uw licht en leven,
Uw wellust en ontzag,
Vergunt uw ziel te zweven,
Veel hoger dan zij plag
Met lofgezang en psalmen
Op Cherubynegalmen.
Wy lyden noch en stryden,
Nu meer dan ooit gereet
’t Gevaar van boze tyden
’t Ontgaan, met lief en leet,
Daar 't feest, vol Englereien,
Van scheiden weet, noch schreien.”