JOANNES VOLLENHOVE.
63
verlies van zijn oudsten zoon moest hij ook spoedig
het heengaan van zijne geliefde echtgenoote betreuren.
„De hant”, zoo meldde hij in diepen rouw van uit
Zwolle zijn vriend 1), „die alles regeert, en niet gedoogde
dat ik lest over Amsterdam naar Overijssel reizende,
Uw Eerw. aantrof, verdeelt onze tyden en lot en be-
zigheit niet even eens. Gij verheugt u over een gewenscht
huwelyk van uwen Zoneik vinde mynen gewenschten
huwelyxbant met bittere droefheit door de doot ge
broken. Myne lieve huisvrouw Gezina Hake, het waar
digste pant dat Godts goetheit my ooit geschonken had
(na een gevaarlyke ziekte en menigvuldige koortsen zich
vry beter gevoelt hebbende, en met goetvinden van de
Haagsche Doktoren, tot veranderinge van lucht en ver-
quikkinge van geest by hare naaste bloetverwanten, in
het Admiraliteitsjagt, daar myn Broeder van gedient was,
voorspoedig met my over zee gevaren) is te Kampen,
in de voorlede weke 21 Juli 1681 2) door een schie-
lyken en zwaren overval, van Godt uit deze werelt, vol
boosheit en elende, in d’eeuwige blytschap en geluk-
zaligheit van zyn hemelsch koningkrijk opgeëischtnadat
ze met uitstekende blyken van gelove, liefde, gedult,
vernederinge onder Godts hant, dankzegginge voor zyne
de Haes, blz. 217.
Eenige weken tevoren had hij nog bij een zijner vrienden met
haar het middagmaal gebruikt. Zie zijne Poëzy, blz. 522Aan den
heer Samuel van Huls, mij en mijne huisvrou met een gedichtje ter
maaltijt nodende, en de tafeltijt, die mij kort viel, aan mijne vrij-
heit stellende
„Uw vrientschap en uw poëzy,
Twee zachte zelen, trekken my.
Wacht aan uw disch twee grage magen,
Zodra de klok heeft een geslagen".
Den XXVIII van Zomermaant 1681.
Zie nog Poëzy, blz. 152.