I boek- de hand De Heer Gijsberti Hodenpijl was ook de man, die gedurende een reeks van jaren met toewijding zorgde voor Kroniek en Personalia, die men in elk Jaarboek vindt. De Kroniek over 1920 is nu grootendeels bewerkt door den Heer J. Smit, wien daarvoor een woord van dank toekomt. De Personalia zijn uit oude kranten bij elkaar gezocht. Ik ben echter zoo gelukkig geweest weer een vasten bewerker voor deze rubrieken te vinden. Niettegenstaande genoemde tegenslagen bleek het toch mogelijk het Jaarboek met bijdragen te vullen. Men vindt twee stukken van personen, die thans niet meer in leven zijn, afgedrukt. Een artikel van Th. Morren, vervolg op zijn stuk over de familie DouglasLuyken en aangetroffen onder zijn nagelaten papieren, nam ik gaarne op. Het stukje over de Rijswijksche kerk werd mij nog door Mr. Van Meurs zelf ter hand gesteld. De Heer De Vink, die voor het Jaarboek 1903 zulk een belangrijk stuk over de Voorburgsche buitenplaatsen schreef, stond een uitvoerig artikel over de gebouwen van het Departement van Financiën af. Mejuffrouw Joh. Berk, ook voor Die Haghe geen onbekende, deelt mede, wat zij jaren geleden aantrof in de registers van het Hof. Tenslotte zijn een viertal personen aan het woord, die in ons Jaarboek nog nooit geschreven hebben. Dr. Posthumus Meyjes leverde een biografie van den dichter Joannes Vollenhove, Prof. De Blécourt geeft uittreksels uit het Journaal van Bijnkershoek, die in ver dere jaargangen vervolgd zullen worden, terwijl ook Mr. Bake een kleine bijdrage afstond. Zelf heb ik een vervolg vervaardigd op Morren’s aardige boek over de Haagsche straatnamen. Aangezien het plan bestaat in 1922 een belangrijke subsidie te verleenen voor het uitgeven van een werk over Den Haag in den Geuzentijd van van den Heer J. Smit, zal er voor een Jaarboek het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 7