JOANNES VOLLENHOVE. 70 anderen den hoogbejaarden ontslapene in een lijkzang dankbaar herdacht als den man „bij wiens tong niemand in taalgeleertheit mogt halen”: Groot was ook de belangstelling waarmede hij de regeering van Prins Willem III bleef volgen. Hoe genoot zijn vaderlandsch hart toen dezen Oranjevorst 11 April 1689 bij zijne kroning in Londen, met zijne gemalin zoo veel eere te beurt viel en hoe kon hij zich in den geest, in die schitterende omgeving, waar hij vroeger ook zelf vertoefd had, in die vreugdevolle dagen verplaatsen! Met een treffend gedicht, De verlossing van Groot- Britanje 16 Juni 1689 door hem in de Groote kerk uit gesproken 2), bezong hij dit gedenkwaardig feit, en mocht ten bewijze van hun hooge instemming met zijn danklied de beeltenis van dien vorst en zijne gemalin in goud ontvangen, eene hulde die hem ook later nog van den koning van Zweden en den keurvorst van Brandenburg, insgelijks voor aan hen opgedragen dichtregelen, te beurt is gevallen 8). Wat deelde hij ook met al zijn hart in de blijdschap van gansch 's Gravenhage toen Willem III na kortstondig verblijf in Engeland 4 Februari 1691 zijn x) Lijkdichten op het afsterven van den weledelen heere Constantijn Huigens, overleden 28 Maart 1687, ’s Gravenhage 1687 (Gemeente - Archief). Zie ook Poëzy, blz. 473. 2) In 1740 zag nog eene hernieuwde uitgave van dit zegelied het licht, bezorgd door H. Gockinga, theol. stud, te Groningen. De Boekzaal, Juni 1740, blz. 657 die dit vermeldt, deelt ook een en ander uit den inhoud ervan mede. 3) Bloemlezing, blz. 27. „Waar vint men Huigens in Europe onaangeroert. Als hoger dan elx lof, ten hemel niet gevoert? Gekroonde hoofden lust dit hooft met eer te kronen, Ze achten t een sieraat en eerstof voor hun tronen.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 80