JOANNES VOLLENHOVE.
72
I
d'eer der Godtheit,
en heilig krygsge-
van Sunem Gods
Tot bijzonder ambtelijken arbeid zag hij zich in 1694
geroepen. Als afgevaardigde der Haagsche classis op
de Synode te 's Gravenhage verschenen, opende hij deze
vergadering 6 Juli, werd als voorzitter gekozen en hield
16 Juli eene afscheidsrede over II Kon. 4:817, „eene
seer geleerde, weldoorwrochte en na de tydt wel toe
gepaste predicatie, met deftige welsprekenheyt gedaen
tot volkomen contentiment van de gantsche vergade
ring.” Onder den titel Gelukkige Herbergsaamheit"
verscheen zij spoedig in druk 2), opgedragen aan „Maria,
Koninginne door Godts genade van Groot Britanje.”
„Beschermster van ’t geloof:”
„Dit komt u van een hant en hart, genadig
Voorheen ge-eert door uwe Majesteit:
Uit Hollant, daar uw goetheit, lang weldadig,
Noch naar 't vertrek haar eedlen geur verspreidt
Uit 's Gravenhaag, met liefde en lust gedachtig
Aan uw verblyf: en uit de Haagsche kerk,
Gesticht door uw bezoek, wel ruim zo krachtig,
Als predikstoel of leraarsstem, hoe sterk.”
Hij dankt haar „die streedt voor
niet te paarde, maar met gebeên
welt” en als eene andere vrouwe
W. P. C. Knuttel, Asta, t. a. p. VI, blz. 281 v.v. 5 Juli 1695 was
hij ook tegenwoordig op de Synode te Woerden, en 3—13 Juli 1696
op die te IJselstein blz. 391art. 25„rakende de saken van sogenaemde
Hebreen en Pontiaen van Hattem, rapporteerde. D. Deput.Vollenhove
nomine classis hagiensis, dat twee voorname hoofden van die soort
van menschen reedts de Hage ontseght was, doch evenwel hare bij
eenkomsten hielden, en seer schadelicke gevoelens dreven, waartegen
vlijtigh gemaeckt wierdt”.
2) Afzonderlijk uitgegeven, 's Gravenhage 1695. (Gem. Archief). Ook
opgenomen in De heerlijkheit der regtvaardigen, II, blz. 97 v.v.