JOANNES VOLLENHOVE.
77
,,Het aller Christelijkste Europa in rou over den doorluchtigsfen,
grootmagtigsten Vorst, Willem III, Koning van Groot Britanje,
Vrankrijk en lerlant". ’s Gravenhage, 1702. Zie Bloemlezing, t. a. p.
biz. 27.
2) Opgenomen in De heerlijkheit der regtvaardigen, II, biz. 205 v.v.
zijn hart uitstortte?1) Diep weemoedig was hem ook
de taak de Gedachtenisrede, naar aanleiding van het
ontslapen van den Prins, in de Groote kerk uit te
spreken, en buitengewoon was de belangstelling, waar
mede zijne prediking, naar aanleiding van II Sam. 338
,,Een vorst, ja een groote, in Isrel gevallen 2) door de
talrijke schare werd aangehoord. Van alle zijden was
hij aangezocht in deze ure voorganger te wezen. „Hoe
kunnen wij zwijgen in ’s Gravenhage, door des Konings
tegenwoordigheit, hof en geboorte zoo hoog geëert,
terwijl andere kerken en kerkdienaars vast loflijk spre
ken? Veel leden onzer gemeente hebben dit werk, als
een schuit, mij gevergd. Myne ampt- en dienstgenoten
eischen ’t ook van my, als van den outsten hier in den
kerkdienst. En eischt dit kerkgebou het ook niet, en
het kerkgestoelte, met rou helaas nu bekleedt, de zit
plaats, weleer ach de zitplaats, daar die grote ziel tot
het gehoor van Godts woort en ter gemeenschap zyner
heilige tafel zo dikmaal quam verschynen? De stenen,
indien wy er van zwygen, blyven eenigzins dit noch
roepen. Wie hoorde onder ons het gerucht van zyne
onverwachte doot met een onberoert gemoet, of droge
oog en? Wien heeft de rouklok, die enige dagen achter
een dit verlies ons meldde, niet met een naar geluit
in d' oren gebromt en zwaar op het hart geslagen?
Wie betreurt dit ongeval van ons, van zyne konink-
ryken en van gansch Christenryk genoeg?”
Treffend was inderdaad de wijze waarop Vollenhove
het leven en den arbeid van Willem III en de trekken