JOANNES VOLLENHOVE.
88
hem
301
,,De metselaars, een dienstig gild
Tot huis- en kerkbou, schonken milt
Godts huis dit muursieraat van hout,
In stê van d’ eerste gift, die out
Net hondert jaren, en te zwak
Van leden, voor een ander sprak.
Maar wat is hout? wat ’s metselwerk?
Geen aardsche stof is Christus kerk.
Godts geest bewaart, Godts zorg behoedt
Dat erf, gekocht met Christus bloet.
Daar wacht men 't huis, dat zonder hant
Gebout, in een volmaakter stant.
Door ramp noch ouderdom verviel.
Hoe ryk, hoe zalig is de ziel,
Die door Godts stem hier opgewekt,
Een levendige steen verstrekt!”
Zie: J. de Riemer, Beschrijving van 's Gravenhage, 1730, I, blz.
v.v. Tot 1828 werden deze opschriften daar nog gevonden.
een halve eeuw geleden door Vondel toegekend,
tot aan het einde zijns levens op hem van toepassing
wezen zou. Ten behoeve van de Gilden-borden in de
Groote kerk zette hij zich nog aan den arbeid om
het werk dier broederschappen in zijn lied te be
zingen 1), gelijk dat Bedehuis dan ook jarenlang de
herinnering daaraan bewaard heeft, als b.v. voor het
Metselaarsgilde
Doch de tijd zijner ontbinding was aanstaande, daar
hij „den loop voleindigd” had. Begin Maart 1708 voelde
hij zijne krachten zeer verminderen. Gesterkt door het
woord en de voorbede zijner ambtsbroeders, omringd