EEN 18EEEUWSCHE KRONIEK 83 596. Wederom een kinderachtige waardigheidsquaestie. (Beide heeren heettenGerard van Poelgeestde koopster was Maria van Commersteijn. Zie Leidsch Jaarboekje 1907. De vader Poelgeest is 9 October 1678 te Leiden overleden; was gehuwd met Maria Albert Ernestine de Mérode; de zoon overleed in 1713 in den Bosch, alwaar hij is begraven in de Kruis-kerk van St. Catharijnen.) 594. De hoogheid van Amsterdam en de hoogheid van den Hoogen Raad komen in botsing. Een Amster- damsch advocaat was bij vonnis van schepenen aldaar wegens een fameus en seditieus libel veroordeeld in 1708 tot eenige jaren tuchthuis en na afloop daarvan tot verbanning. Hij en zijn echtgenoote, van dat vonnis bij 't hof appeleerende, kregen nihil. Daarop volgde appel op den H. R. De H. R. verzocht „berigt” van den baljuw van Amsterdam. Deze antwoordt: ’t Is een extra-ordi- naire behandelde crimineele zaak, waarin vonnis is ge wezen na bekentenis en dit snijdt elk hooger beroep af krachtens het besluit van de Staten van Elolland van 10 September 1591 (G. P. II, 1061) en de baljuw laat het bij deze koele opmerking en voegt aan zijn rescript niets toe, noch informaties, noch confessie, noch sen tentie, noch iets van dien aard. De H. R. meende dat het niet strookte met zijn waardigheid, aldus te worden behandeld, en besliste op 25 Februari 1710, dat zijn griffier over deze aangelegenheid zijn opwachting zou gaan ma ken bij de Heeren Gedeputeerden der stad Amsterdam, om „nadere ouverture’’ op dit „point” te erlangen. (Vermoedelijk betreft het hier Mr. Nicolaes Muys van Holy en is het libel te vinden bij Knuttel, n°. 15540. Zie ook 15541-43, 15621—24, 15730-31.)

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 101