EEN 18E EEUWSCHE KRONIEK
85
van. den
684. De President had een dochter verloren en toen
is op 16 Januari 1711 gedelibereerd „of men hem in
den name van den Raad daarover sou condoleeren, en
is verstaan, neen, als buyten exempel sijnde dat een
(Wederom een stekeligheidje aan 't adres
president Rooseboom.)
656. Een legeraanvoerder van voetvolk, die in België
dapper had gevochten in den successieoorlog, sneuvelde
in 1704, een R.K. weduwe en een zoontje nalatende.
Aan twee Gereformeerde personen had hij bij zijn
testament de voogdij over zijn „nalatenschap” en de
administratie zijner goederen opgedragen tot aan de
meerderjarigheid van dit zoontje. Spoedig erna stierf
die weduwe, moeder van het zoontje, en zij benoemde
bij testament R.K. voogden. Maar die voogden, door
den vader benoemd, eischten dat hun dit zoontje ter
opvoeding in de gereformeerde leer werd afgegeven,
en ’t Hof wees hun eisch toe (24 Maart 1710). De
H. R. bevestigde deze sententie den 9en October 1710.
Krachtens ord. van de S.G. van 14 April 1649 (G.P.,
I, 203), mochten er geen R.K. voogden zijn als één
der ouders Gereformeerd was geweest. Wel had de
grootmoeder van moeder’s kant, die door haar dochter
als voogdes was aangewezen, trachten te bewijzen dat
de gesneuvelde officier R. K. was geweest, maar er was
slechts bewezen dat deze officier Gereformeerd met de
Gereformeerden en Roomsch met de Roomschen was.
Verklaringen van R. K. getuigen, dat de overledene
gezegd zou hebben, goed te vinden dat zijn zoontje
R. K. werd, stelde de H. R. ter zijde.
(De gesneuvelde was de Lt. Generaal Goor tot Gulick,
de vrouw Phil, de Bette, het kind Ferdinand Jacob.)