EEN 18E EEUWSCHE KRONIEK 86 Heer uyt den Raad gecondoleert is geworden over het afsterven van vader, moeder, soon of dogter” men besloot dat men „door een kamerbewaarder sou laten vragen, of hij ook visite ontfong, en, zoo ja, dat ieder in sijn particulier hem sou gaan sien, die wilde”. 700. „De Hoogduytse Joden, tot Amsterdam over het reglement van hare kerken groote dissentien hebbende, hebben al hare quaestien gesteld aan de arbitrage van de Parnassins van de Portugeesche Joodsche natie tot Amsterdam en die hebben gemaakt een reglement, bij forme van uytspraak, groot 113 artikelen, vervattende, leges ecclesiasticas, tot haar godsdienst relatyf, waar onder, dat men malkander geen snuftoebacq in de kerk sou praesenteren, en veel andere saken van die natuur. Porrecta est ea forma Senatui, om daarop willige con- demnatie te hebben, sed placuit negare 11 Februari 1711, niet alleen, omdat in cas van contraventie tegen ieder jood sou geëntameert worden een gijseling voor den H. R., maar voornamentlijk, omdat daarin poenali- teiten, excommunicatien, en ander pointen gevonden wierden, waartoe wij, in gijseling niet konden condem- neeren. De joden alleen getolereert wordende, wiert geoordeelt, dat door een condemnatie van den H. R. geen authorisatie moest gegeven werden aan hare particuliere fratsen”. 705. Dikwijls komt het voor, dat personen, die een sententie te hunnen nadeele van den H. R. gekregen hebben, zich tot de Staten van Holland wenden, met geen ander doel dan dat de Staten die sententie te niet doen. De Staten vragen dan advies van den H. R. en verzoeken bericht over die zaken of gelasten een con ferentie tusschen den H. R. en de Gecommitteerden uit

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 104