EEN 18E EEUWSCHE KRONIEK 91 gelast werd het request te wijzigen. „Quisquiliae”, voegt B. er aan toe. 890. Een verloren zoon, eenige erfenisjagers en een gewetenloos notaris. Sempronius maakte 14 Januari 1699 zijn testament, onder bijvoeging eener z.g. derogatoire clausule, d.w.z, een bepaling, dat het testament niet anders kan worden herroepen dan door een, waarin worden herhaald dezelfde woorden, die in het eerste voorkomen en die daarin bepaaldelijk zijn aangeduid, om te moeten worden herhaald bij herroeping. In dit testament van 14 Januari 1699 waren daartoe aangewezen de woorden: „ik hoop nog vóór mijn doot Dantzig te zien”. Slechts enkele maanden later, in Mei 1699, maakte Sempronius een testament, waarbij hij alle vorige herriep, maar zonder zijn hartewensch, om vóór zijn dood Dantzig nog eens te zien, te herhalen. En nog sterkerin dit latere testament werd als herroepen aangewezen een testament van 6 April 1694 en niet het bovenvermeld testament van Januari 1699 met de derogatoire clausule er in. In dit testament van Januari 1699 had Sempronius aan zijn moeder het legitieme vermaakt en verder een bloedverwant voor 't overige tot erfgenaam benoemd, doch onder den last van groote legaten. In het testament van Mei 1699 kreeg zijn moeder alles. Niet anders dan deze feiten kennende, zou men moeten zeggen, dat nu die hartewensch nopens Dantzig niet was herhaald in het testament van Mei 1699, dat van Januari 1699 niet was herroepen en dus geldig bleef. Zoo besliste dan ook na des erflaters dood het Hof op 12 November 1710 tusschen de erfgenamen uit deze beide testamenten. Maar de H. R. besliste andersom op 23 September 1712, en naar B. meende, te recht. Wat was toch 't geval? Aan testamenten met

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 109