EEN 18E EEUWSCHE KRONIEK 92 derogatoire clausule was vaak een luchtje. Hier had de erflater tot drie keer toe zijn moeder universeel erf gename gemaakt, maar nadat hij bij haar ingewoond had, was hij wegens ongenoegen met haar over zijn slecht levensgedrag, elders gaan wonen; hij verkeerde toen met menschen van het allerlaagste soort, met wie hij nacht en dag in voortdurende dronkenschap een ver kwistend leven leidde. Eens ontmoette hem een vriend uit beter dagen op straat, tegen wien hij in tranen uitbarstte en wiens hulp hij inriep, hem met zijn moeder te verzoenen. Spoedig was nu de verloren zoon weer thuis en het gemeste kalf voor hem geslacht; dit viel alles vóór nadat het testament van 14 Januari 1699 was gemaakt kort na zijn terugkeer tot zijn moeder, maakte hij het testament van Mei 1699, waarbij alle vroegere werden herroepen. Aannemelijk was, dat hij toen totaal zich er onbewust van was, in Januari 1699 voor een notaris verschenen te zijn en een testament gemaakt te hebben, waarin die derogatoire clausule, die hij natuurlijk ook niet had onthouden, mogelijk zelfs nooit gehoord. Evenals de kalief en zijn vizier uit de 1001 Nacht, het verlossend tooverwoord „mutabor” vergeten heb bende, wel ooievaars moesten blijven, zoo zou hier Sempronius nimmer in staat zijn het testament van Januari 1699 te niet te doen, omdat hij nooit zich te binnen kon brengen eens te hebben gebrand van verlangen Dantzig te zien en dan te sterven! Maar evenals in de 1001 Nacht ging het ook hier: de leugen werd achterhaald. Het testament bleek op gemaakt te zijn in den stal van een stalhouder te Amster dam de notaris, die daartoe zijn ministerie had verleend, was niet eens in Amsterdam toegelaten tot het ambt; er stond dan ook in het testament, dat het was gemaakt in Amstellandde personen, die als getuigen in de acte

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 110