DE LOTERIJZAAL DOOR H. POTHOVEN 1779
101
deze geboren Amsterdammer zeker niet, maar dat hij
op gelukkige momenten tot respectabele kunstwerken
in staat was, getuigt de schilderij, die ons thans bezig
houdt. Het meest bekend om zijn vaak aantrekkelijke
ongekleurde portretteekeningen, bestemd om in een
gravure gecopiëerd te worden, is hij in zijn geschilderde
portretten meestal stijf met misteekende vaak water
zuchtige beenen, bleek, dor en hard van kleur. De
vrije stijve poppetjes, zoo veel minder dan de fijne
figuurtjes van Pronk, Vinkeles of Kuyper, vinden wij
ook op zijn topographische teekeningen terug. Soms
echter weet hij zich tot grooter hoogte te verheffen;
zoo in een groot portretstuk van een Amsterdamsch
koopman in zijn interieur temidden van meubels en
attributen, dat beurtelings aan de Fransche en aan de
Engelsche school was toegeschreven en dan ook inder
daad, afgezien van de kleur, groote gelijkenis met het
werk van den verengelschten Frankforter Zoffany ver
toont; zoo ook in dit warmtonig kabinetstuk. Het doek
is in twee helften verdeeld; een donkere bovenhelft,
waar in het warme bruin en donker goudgeel van dak
bedekking en tot kleurloosheid bestofte vlaggen en
vaandels nauwelijks een afwisseling gevende kleurnoot
is te ontdekken, en een heldere frissche benedenhelft,
met gewitte, door reflex van den zolder roomkleurige
wanden en frisch groen geschilderd houtwerk, met blank,
koel, diffuus licht gevuld, waarin zich een aantal figuur
tjes bewegen, in het midden een voorvader van den
legataris, hoog ambtenaar bij de Generaliteitsloterij met
vrouw en zoontje, meer naar links twee officieren van
de Hollandsche Gardes te Voet en te Paard, en verder
overal verspreid nieuwsgierigen, drentelaars, belang
hebbenden in de loterij en klanten der boekwinkels,
lieden uit het volk, soldaten, burgers, petits-maïtres,