106
DEN HAAG IN NOORD-HOLLAND
H.’s
van de „Korenbloemen” verschijnt, verbaast de dichter
ons plotseling door een eigenaardige wijziging van den
bedoelden versregel, waar het woord „Delfland’’ is uit
geworpen, om daarvoor „Rijnland” in plaats te nemen,
terwijl, speling van het noodlot, de bewuste versregel 819
onveranderd is gelaten. x)
Het bovenstaande levert voldoende het bewijs, hoe ge
vaarlijk het is, een versregel als dezen tot leidraad aan te
nemen en daarop een betoog te bouwen, waar het blijkt,
dat H. in zijn begrippen omtrent de begrenzing van de
hier aangeduide gebieden zoo weinig zich zelf getrouw
blijft. Dat de conclusie, waarvan de schrijver beweert, dat
ze voor historici niet nieuw is, integendeel geheel onjuist
blijkt, hoop ik in het navolgende uiteen te zetten.
De bakermat van het graafschap Holland moet ge
zocht worden in het oude Kennemerland, dat later in
de stad Haarlem zijn hoofdzetel vond en sedert het
einde der 9e eeuw zich allengs naar noord en zuid uit-
breidde. In het begin van de elfde eeuw kregen de
bezitters van deze leengoederen, die zich inmiddels tot
ongeveer den zuidelijken Rijnmond uitstrekten, vasten
voet in het eilandengebied aan gene zijde daarvan en
zij wisten door versterking van een in strategisch en
handelsopzicht belangrijk punt, ter plaatse van het tegen
woordige Dordrecht, zich daar te handhaven tegen de
aanvallen van de hun vijandige machten, tot meerder
glorie van het stamhuis en tot heil van 's graven middelen.
Het zal de tegenstelling geweest zijn tusschen oud en
nieuw gebied, gevoegd bij de zeer uiteenloopende geolo
gische gesteldheid, het verschil in rechtsopvatting, ker-
h Invloed ook misschien van H.’s zoon Christiaan, die blijkens het
begeleidend gedichtje van Cats de uitgave bezorgde?