DEN HAAG IN NOORD-HOLLAND
110
Fruin, t. a, p. -193.
2) Ibid. -189.
met zijn gevoel voor billijkheid, of, om meer het ver
band met vorig gedeelte van ons betoog te bewaren,
met de oude geologische, kerkelijke en bottinggrens.
Het is noodig even een zijgebied te betreden ter ver
klaring van een tweetal andere begrippen „Rijnland”,
die, wat de uitgebreidheid van het oppervlak aangaat,
niet overeen stemmen met die van het baljuwschap.
Rijnland toch was ook de naam van een hoogheemraad
schap, dat zich belastte met de verzorging van den water
stand in het noordelijk deel van onze provincie, van
den polder Rijnland. Dezerzijds is de begrenzing van den
polder bij eenigszins nauwlettend toezien terug te vinden
in een lagen dijk, die aansluitend bij duingebied, zich
naar het oosten in de lage landen uitstrekt.
Wanneer de Hagenaar, gaande langs den Leidschen
straatweg, den tunnel der Z. H. E. S. gepasseerd is, ziet
hij ter weerszijden, rechthoekig op den hoofdader van het
verkeer, een weg, die zich thans als Zijdeweg aandient.
Deze zet zich door de lage landen in oostelijke richting
voort, vormde een afdamming in den Vliet bij Leidschen-
dam en maakt verder de scheiding uit tusschen de polders
Delfland en Schieland eenerzijds en Rijnland ter andere.
Noordwaarts strekte deze polder zich uit tot den Oven
zijdewinde, die als bescherming tegen de vloeden van
het IJ in 1285 werd aangelegd, terwijl de zuidelijke
bedijking tegen Delfland en Schieland, de evenbedoelde
„Landscheiding” of „Zuidwende” van vóór 1246dateert.2)
Het gebied van hoogheemraden reikte echter aan de
duinzijde over dezen dijk heen, zoodat bijv, het meest
verwijderd uiteinde van het Haagsche Bosch nog tot het
hoogheemraadschap Rijnland, doch tot den polder Delf-