DEN HAAG IN NOORD-HOLLAND?
114
Volgens de acte van benoeming, in copie opgenomen in zijn
rentmeestersrekeningden 22sten April deed hij den eed.
2) Het feit, dat Bor zich gedurig bezondigt aan ketterijen tegen de
door hem gepredikte opvatting, bewijst, hoe ze ook voor hem weinig
meer was dan een doctrinair begrip, dat in de praktijk telkens in
het nauw moest komen. Geregeld spreekt hij van Sonoy als van den
gouverneur van Noord-Holiand" (blz. 379, 381, 396, 404 e. v.J,
hoewel diens titel blijkens de ook aan Bor bekende instructie geheel
aanleiding, die hem daartoe dreef, voor de hand lag.
Bor was n.l. na het overlijden van den „raad ende
ontfanger van onse domeijnen van Noort-Hollandt”
Willem Hanneman bij besluit der Staten van den 4en
Maart 1599 als diens opvolger aangewezen en als
zoodanig had zich zijn gebied over geheel Rijnland,
Delfland, Maasland en Schieland uitgestrekt.
Doch dat Bor in zijn meening ten opzichte van de
verdeeling van zijn gewest, zooals die in zijn dagen nog
als een historische versteening was overgebleven, vrijwel
alleen stond en dat het practische leven en de practische
politiek die oude indeeling reeds lang hadden op zij ge
schoven, was ook hem bekend. „Dat ik segge, dat Leyden
gheleghen is in Noort-Hollandt, sullen eenighe achten
een faulte te weesen, nademael meest alle schrijvers
segghen, dat Leyden gheleghen is in Zuid-Holland”,
zoo vervolgt hij zijn betoog en vertelt ons verder, dat
hij deze inzichten had medegedeeld aan toen wijlen
Paulus Merula, „professor in de geschiedenis’’ aan de
Leidsche universiteit, die voornemens was een werk over
de oude verdeeling van Holland in het licht te geven.
Doch Merula had later van het oorspronkelijk plan
afgezien, naar Bor beweerde uit overweging, dat hij
meende „gheen eere daeraen te behaelen, alsoo hij de
faulten van alle beschrijvers was merckende, welcker
opiniën te wederleggen hij niet goed en vond’’.2)