DEN HAAG IN NOORD-HOLLAND? 115 anders luidde, „Noord-Holland van „Noord-Holland en Waterland" (bl. 397), van en de Noordhollandsche galeien'’ (bl. 412). alles overeenkomstig de toen gangbare zegswijzen. Dat Huygens dus zijn buiten afwisselend in (het bal juwschap) Rijnland en (het hoogheemraadschap) Delfland plaatst, vindt in het voorgaande voldoende zijn verklaring. Maar dat hem niet bekend was aan welke zijde regeering en volk zich plaatsten inzake de begrippen Noord- en Zuid-Holland, dat men hier integendeel voor een sinds lang uitgemaakte zaak stond, is niet denkbaar. Met opzet is na zijn voltooiing van zijn lofdicht „Hofwijck” door hem de verandering „Zuid” in „Noord” aange bracht, doelbewust en weloverwogen. Wat hem daartoe dreef? Wij zullen een gissing wagen. Tot de talrijke vrienden en bekenden van Constanter behoorde ook de predikant Jacob van Oudenhoven, die, hoewel hij als zoodanig nimmer eenige bekendheid genoot, niettemin de Nederlandsche oudheidkundige lite ratuur met enkele belangrijke werken vermeerderde. In het jaar 1654, kort na de verschijning van Hofwijck dus, gaf hij in het licht zijn „Out-Hollandt, nu Zuyt-Hollandt, vervangende een generale beschrijvinge, mitsgaders de privilegiën, keuren, hantvesten, costuymen, hercomens, observantiën ende gewijsdens van de voorsz. landen” (Dordrecht, 1654), waarin de stof gaf daartoe aan leiding de grens tusschen Noord- en Zuid-Holland nog langs den Maaskant getrokken werd. Het ligt voor de hand, dat iemand met een weten- schappelijken zin als Huygens meermalen door zijn vriend betrokken werd in de questies, die dezen bezighielden en dat de meeningen van Oudenhoven het wankelbaar inzicht van den dichter ten slotte deden overhellen tot de meening, dat deze streken inderdaad Noord-Holland

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 134