DEN HAAG IN NOORD-HOLLAND 116 Zie Worp, Huygens VII -127. behoorden genoemd te worden. Maar toen Oudenhovens werk op de pers lag en H. het een vriendelijk gedichtje als geleide mee gaf, scheen het wel, of het nog getuigde van het overgebleven weifelend inzicht. ,,Wij soecken Oost en West in afgelegen oorden Thuys kunnen wij niet half recht Zuyden uit recht Noorden. Denckt, Holland, hoe de man gedanckt dient en geëert, Die u de gulden les: Kent eerst u selven, leert".1) Maar in dien twijfel stond H. met de enkele kroniek schrijvers geheel alleen. De praktijk des levens had bij burgerij en regeering reeds lang de herinnering aan de oude indeeling doen vervagen. Twijfel was niet meer mogelijk sedert een gebeurtenis van buitengewoon be lang een nieuwe staatkundige grens geschapen had. Hoewel omstreeks het midden der zestiende eeuw er reeds aanwijzingen zijn, dat de omgeving van Den Haag tot Zuid-Holland gerekend wordt en bijv, in de resoluties der Staten van den 25en October 1558 genoteerd werd, dat de heer van Assendelft (uit den Haag) „in Noordt- Hollandt gereyst was”, is het vooral de opstand van 1572 met zijn geweldige gevolgen, die ook aan de vrij logische indeeling van het gewest, zooals die sedert eeuwen had bestaan, een einde maakte en de „dolinghe”, waarvan Bor sprak, voltrok. Amsterdam toch had na het Spaansch échec van Juli 1572 de zijde der regeering gehouden en Haarlem was, eer nog een jaar verloopen was, gedwongen geweest, den vijand weder binnen de veste toe te laten. Aldus was de verbinding tusschen Noord en Zuid langs en over het IJ ten eenenmale verbroken en Hollands noorderkwartier Kennemerland met Waterland en West-Friesland geheel op zich zelf aangewezen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 135