JAARVERSLAG VAN DE VEREENIGING 188 zich in de 18e eeuw voordeed, was gewijd aan den tijd, dat de republiek niet meer tot de leidende mogendheden behoorde, maar afgezakt was tot een volgeling van Engeland of Frankrijk, welker diplomaten om het hardst om haar gunst kuipten. In het laatste gedeelte was Mr. Limburg in zijn element, toen hij den Haag als internationaal centrum in verband met de interna- tionaliseering van het recht beschouwde. Spreker wees op de conferenties op het gebied van het internationaal privaatrecht, de vredes-conferenties, de stichting van het Vredes-paleis, de tot standkoming van het Perma nente Hof van Arbitrage en de vestiging van het Permanente Hof van Internationale Justitie. Ook deze druk bezochte vergadering werd bijgewoond door onzen eerevoorzitter. Na afloop van de lezing had de voorjaarsvergadering plaats, waarin, behalve de gebruikelijke punten, ook de verkiezing van een bestuurslid in de plaats van Prof. Dr. A. W. Bijvanck aan de orde was. Als zoodanig werd gekozen Mr. Menno Rijke. Op Donderdag 9 November werd het winterseizoen geopend met een lezing van den heer Frits Lapidoth over Jan van Hoven’s Leedige Huren. Van Hoven was behalve dichter ook tooneelspeler en had bovendien een tabakswinkel op het Spui. Zijn gedichten zijn in dezelfden hocgdravenden toon gesteld als die van zijn tijdgenooten, hetgeen spreker door het voorlezen van eenige gedeelten toelichtte. Na de pauze droeg de heer Lapidoth voor uit eigen werk n.l. het gevoelvolle „Voet stappen” en „Een late liefdesdroom”. De zaal was wederom goed gevuld. Een aanbod van het Letterkundig genootschap Oefe ning Kweekt Kennis om de lezing, welke Mr. L. G. N. Bouricius op Maandag 20 November over: „Het jaar

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 207