IN MEMORIAM J. C. VERMAAS
11
vond. De stukken van het Weeshuis waren vrij goed
bewaard, maar evenals die van de reederij waren ze
weergaloos verstrooid en kon het archief slechts na
heel wat arbeid gebracht worden in den bruikbaren
staat waarin het nu aanwezig is.
Na het Weeshuis kwam de beurt aan de boeken van
de Ned. Herv. Kerk, die in goeden toestand werden
bevonden.
Hier vond Vermaas gelegenheid waardeering te leeren
voelen voor den Predikant Petrus Faassen de Heer,
aan wiens groote werkkracht het te danken is geweest,
dat de bescheiden van de kerk behouden zijn gebleven.
Hij maakte van heel het toenmalig archief duplicaten,
waardoor men nu in het bezit is van een volledig stel
der notulen. Wel ontdekte Vermaas een groote gaping
in de begrafenis- en doopboeken, doch deze boeken
werden door hem in het gemeente-archief teruggevonden,
zelfs een nog wel in duplo. Deze doopboeken zijn door
hem doorgewerkt en in kaartsysteem gebracht.
Eenmaal in het gemeente-archief werkzaam werd door
hem daar nog zóó veel belangrijks over Scheveningen
gevonden, dat Vermaas er toe overging enkele stukken,
die of typisch Scheveningsch waren óf van algemeen
belang te publiceeren. Vooral gaf hij veel in de jaren 1910
tot 1917 in de Bad- en Reederijcourant, een weekblad
dat in die jaren door hem geredigeerd werd. Uit dien tijd
dateeren ook de beide bijdragen in het jaarboek van
„Die Haghe” 1910, over „Het visscherijbedrijf te Scheve
ningen in de tweede helft van de 16e eeuw”, en „Nog
iets over Adriaen Coenen en zijn vischboek”, een hand
schrift, dat toen nog weinig bekend was, dat toch voor
de visscherij op onze kust zoo hoogst belangrijk is en
zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek.
Hieruit blijkt dat Vermaas bij zijn verdere studiën