24 BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS DER ti De heer G. de Hoog Hzn., architect bij het Bureau der Monu menten, heeft die beide westelijke vierling-pijlers van het dwars-schip, tijdens de restauratie tijdelijk van hun aanmetseling ontbloot zijnde, met de hem eigen zorg opgenomen en in teekening gebracht. Hoe die eerste steenen kerk was, en wat daarvan in de bestaande nog overig is, is zonder veelzijdig onderzoek, tóén mogelijk, nü niet meer te zeggen. De kerk, welke er staat, wijst er op, dat er op het vóór- dien veel grootere kerk-plein zal gestaan hebben eene kleine kerk, waarvan in kenbaren vorm niets is over gebleven, dan hare richting, haar stand ten opzichte van dat kerk-plein, met misschien nog enkele fundeerings- gedeelten. Tijdens Hertog Albrecht, van 1358—1404, bij voor keur meestal dit zijn kasteel bewonend, zou reeds vóór of van af 1398 en met zijn steun voornamelijk, het kleine koor dier eerste steenen kerk vervangen zijn door een ruim onvoltooid gebleven dwars-schip met het daarbij aansluitend nog bestaande groote, hooge binnen-koor met breeden omgang, de zuid-westelijke hoek van het kerk-plein bijna geheel bezettend, met het voornemen, om later tegen dat dwars-schip een passend schip van vereischte lengte aan te bouwen, waarvoor alstoen op dat kerk-plein westwaarts, nog voldoende ruimte beschikbaar was. Dat inderdaad gelijktijdig met den bouw van dat koor, ook een daarbij aansluitend dwars-schip moet ge bouwd zijn, blijkt uit het feit, bij de restauratie ontdekt, dat de beide zware west-kolommen van dat dwars- schip, vóór den brand van 1539, mede zandsteenen vierling-pijlers waren, in vorm en afmeting geheel en al overeenstemmende met de beide oostelijke, de koor-arcature afsluitend en den triomfboog dragend1).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 37