BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS DER
42
dorps- maar in een druk en rumoerig stads-gedeelte. Zij
mist de geëigende omgeving, de ruimte, de rust en het
isolement van vroeger, en komt ook in het silhouet van
den Haag bijna niet meer uit, dit voorheen juist typeerend.
Alleen de toren met het hooge koordak en torentje en
de zuidelijke koor-kapel zijn van af den Lutherschen
Burgwal nog te zientusschen het oostelijk koor-conter-
fort en het Raadhuis-torentje is slechts een afstand van
17.50 M„ en tusschen het verst uitspringende zuid
oostelijk koor-conterfort en het overstaande huis maar
een afstand van 11.70 M.
Het geheele kerkhof is verdwenen, verbruikt; over
en langs de rustplaats der dooden rijdt, krast nu de
tram, vliegen en toeteren nu de auto’s, snellen en bellen
nu de fietsen, zoodat het daar, voor niet vlug ter been
zijnden, op sommige uren van den dag, zelfs levens
gevaarlijk is geworden.
Dat kerkhof heeft inderdaad eene eigen geschiedenis,
waard eens wat ruimer behandeld te worden; van der
Does zegt in zijn: „Graven-Hage” (in 1668 verschenen)
Met den overgang van Catholieke tot Protestantsche
kerk in 1574, verloor het kerkhof allengs zijn beteekenis
als begraafplaats, reeds in 1592 is er sprake van een
oude en van een nieuwe vismarct op het zuidwestelijk
gedeelte; de gewezen dienst-kapellen veranderden toen
„Rontom de Kerck daer zijn veel marten dicht bijeen,
De noortzij is de mart van Appelen en Peeren
Ten zuijden is een plaets daer mogen alle boeren
Tot twee of driemaal ’s weeks haer vis ter martdach
[voeren
En 't beste van al ’t geen, dat Schev’ling of Maes-sluijs
Vangt, dat hoort in den Haegh, gelijck als eijgen t’huijs”.