50
BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS DER
muur-
muur-
4 September 1904 kwam bij kerkvoogden in, de vraag, of zij
bereid zijn tot afbraak der huizen tegen de kerk staande en tot
afstand van kerkegrond.
50 tot 60 mille kostend, doch afdoende verbetering had
eerst plaats bij hare restauratie in de jaren 19124920,
waaraan reeds was vóórafgegaan, op aandrang der
burgerlijke gemeente ten behoeve van het verkeer,
de overdracht van het kerk-plein en de ontmanteling
der kerk, het afbreken der haar omsluitende huisjes,
waarna in 1911 op den stillen zuid-westelijken hoek
voor f 16.000.de bouw plaats had eener nieuwe
kosterij met bijbehoorende dienst-vertrekken.
De kerk werd nu in Juni 1912 beginnend met het
koor, volledig en naar eisch hersteld. Dat koor, na
eerst zoo goed mogelijk tocht- en stofvrij van de kerk
te zijn afgesloten, werd nu omsteigerd en onderzocht,
een onderzoek, dat buiten noch binnen erg meeviel. Het
opgaand buitenmuurwerk van het hooge binnen-koor
bleek (na den brand van 1539), te zijn omsloten op 1IS
vensterhoogte, met een ijzeren ketting-anker en daarna
ter dikte van een baksteen te zijn ommetseld, (de voor
sprong der conterforten, voorheen ruim 2 steen, daar
door terugbrengend tot iets meer dan één steen), eene
ommetseling door roesting van dat ketting-anker er
overal langs losgewerkt en uitgeweken. De zandsteenen
dagkanten der bovenvensters bleken ter plaatse der
ijzeren bruggen te zijn stuk gesprongen en de midden
stijlen en traceeringen gebroken, deze werden alle ver
nieuwd en in tal van gebreken, bij vroeger herstel
achter eene cement-bepleistering verborgen, nu voor
zien en de vensters met glas in lood gedicht.
Boven de spitsbogen dier vensters bleek het
werk eenige lagen te zijn verhoogd en het in dat