GROOTE OF ST. JACOBS-KERK 61 Wat in deze kerk nu mist? dat is haar licht van vroeger, het gloedvolle zonnelicht, zooals dit nu nog door het met gewoon vensterglas gedichte venster der zuidelijke-koorkapel zóó heerlijk kan invallen, en dat, vóór zij bijna geheel met geschilderd of met ondoor zichtig glas was gedicht, er voorheen beurtelings oost-, én zuid-, én west- én noord-westwaarts vaak zóó schit terend in volle stralen binnenviel, het geheel tot iets zeldzaams makend. Die toen soms zóó treffende belichting is er helaas niet meer, zij is belet, met opzet belet, en daarmede zijn haar ontnomen haar prachtvolste momenten. Waarom? om haar te geven, zegt men, eene mystieke stemming, dat stil getemperd licht, waarbij niets het oog afleidt, niets van de buitenwereld tot u kan doordringen, niets. Is dat winste of verlies voor de kerk zelve, als gebouw verlies. Gelukkig zijn de noordelijke dwars-beuk-vensters voor bijna gedeelte nog gedicht met doorzichtig glas, en geheel en al overzichtelijke nuttige ruimte, prachtig belicht, met niets overtolligs, zonder eenige versiering bijna, bij een minimum materiaal-verbruik. Beide, elk voor zich, effectvolle kerk-deelen, zaam een hoogst eigen aardig geheel vormend, u van bijna elke zit-, u van bijna elke staan-plaats, zoo beneden als op de gaande rijen, andere in-zichten, andere door-zichten aanbiedend. Wie waren de meesters van dit dubbele werk? Wie, van het eene, wie, van het andere? Geen enkele graf zerk, geen enkel opschrift is er, hun namen vermeldend, geen enkel schriftelijk gegeven rest er, u dien verradend die meesters van voorheen, zij werkten niet ter eere van zich zelf, maar ter eere Godsboven, daar zijn hun namen bekend, niet hier.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 78