DE RESTAURATIE VAN HET ORGEL IN DE EVAN- 70 dat de beste orgels dier eeuw eigen is en waardoor ook dit instrument bij uitnemendheid geschikt is voor pro- testantschen eeredienst en voor de uitvoering van duitsch-classieke muziek van Bach en zijn school (Krebs, Rinck, Mendelssohn e.a. inDuitschland; Bastiaans, Worp en Litzau in ons land), maar het was niet meer dienstig voor de behoeften van de moderne liturgie die b.v. na het „amen” en bij het Avondmaal verlangt zachte, stemmingsvolle voordrachten. Evenmin leende het zich voor moderne fransche orgelcomposities, die, wat hun stijl en sentiment betreft, hun oorsprong nemende bij Hesse, langs Lemmens hun vertegenwoordigers gevon den hebben in de fijne klare subtiele kunst van Guilmant, Widor, Boëllmann, Gigout, Saint-Saëns, Vierne e.a. Het was waarlijk geen eenvoudig dilemma hoe hier gehandeld moest worden. Moest het oude wijken voor het nieuwe of omgekeerd? Het was zulks des te meer, omdat het instrument constructief nog onberispelijk was; er was geen sprake van ouderdoms-gebreken. In dit stadium werd een paar jaar geleden mijn advies gevraagd door den heer Th. Viehoff, den Voorzitter van het Orgelfonds, dat zich indertijd geconstitueerd had om te komen tot een restauratie, een modernisee- ring, een vernieuwing of wat dan ook. Adviezen, die reeds waren gegeven en tijdens mijn adviseurschap nog zouden ontvangen worden om het binnenwerk uit te sloopen en in den te behouden orgelschrijn een geheel nieuw orgel te bouwen van moderne constructie en modern geluid, hadden geen gunstig gehoor gevonden en zouden zulks evenmin in de toekomst vindenzij, bij wien de beslissing ter zake lag, hadden teveel historischen zin en te veel piëteit om met die denkbeelden mede te gaan. Trouwens, mij zelf is zoo iets, muzikaal beschouwd, een gruwelbij een oud front behoort rechtens een

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1923 | | pagina 88