rekening
‘1
v. d. Bergh I 419; v. Mieris I, 236.
op dit erfrecht terugkomen. Hier worde eerst nog een
ander begrip, dat we in de rentmeestersrekeningen her
haaldelijk tegenkomen en dat in het nauwste verband
staat met erfhuur, verklaard.
ff'1. Lantivinninghe. In die rekeningen dan vinden we
onder de afrekeningen van erfhuur bijna altijd een post
„lantwinninghe”. Wat heeft dit met erfhuur temaken?
„Het regt van lantwinning te Egmont” zoo zegt het Mem.
van Sententien van den Hove van Holland, 14 fol. 146vo,
,,’twelck ook een manier van erfhuyr was ende was tselve
te verstaen, dat de landen liggende binnen Egmont niet
bliven en mochten aen den buyren dan tot enen live
ende als die versitter daervan overleden was, zoo plegen
zijn erfgenamen die landen weder te winnen”.
Of als we het begrip lantwinninge in de woorden van
de primitieve grafelijke canselarij van Graaf Willem II
willen verstaan, zie men een acte van 23 April 1246 1),
waarbij Graaf Willem II aan de poorters van Delft
ontheffing geeft van lantwinning „quod liberi permaneant
ab omni pecunia quam in receptione terrae censualis,
quae huerlant vocatur, dare consueverant, quae pecunia
vulgariter vocatur lantwinninge”, dus „dat ze vrij zullen
blijven van elke som gelds, die ze gewoon waren te geven
bij het verkrijgen van cijnsgrond, welk geld gewoonlijk
lantwinninge wordt genoemd”.
Wanneer dus het goed verkregen werd bij versterving
of bij overdracht betaalde de nieuwe huurder een zekere
som gelds aan den graaf, de z.g. lantwinninge. De land-
huur of de erfhuur werd dus voor het leven verleend.
Toch kwamen in tegenstelling hiermede ook wel één
jarige huren in die Haghe voor. In de meer genoemde
rekening van 1316 vinden we, in tegenstelling tot de lant-
WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 95