DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN 98 om Zie b.v. Privilegie 3vs. en vlg. van 1400. Fr. Reg. fol. voor die Haghe ende noch andere land loipende te sandewaert XVI st. ende XII hoenre sjaers”. De erfhuurder had het recht, den grond, dien hij in erfhuur had, te gebruiken en het genot er van te hebben alsof hij het eigendom er van had. Hij was, hoewel hij verscheidene verplichtingen had tegenover den grond- heer, en door hem vaak op zware lasten werd gezet, in den grond van de zaak toch een vrij man. Ten minste we zullen dit bij de bespreking van de recht spraak zien hij werd langzamerhand een vrij man, volkomen onafhankelijk tegenover den graaf, speciaal in zijn rechten, die hij op den grond, welken hij in erfhuur heeft, kon laten gelden. De algemeene naam voor deze erfhuurders is die van huijsluijden. Zij vormen met de welgeboren mannen en de (leen)mannen tezamen de buren. Zoo tenminste wordt de collectiviteit van huijsluijden en welgeboren mannen in verschillende pri vilegies genoemdook heeten deze beide categorien soms wel goede lude’’ Natuurlijk zijn de mannen en de welgeboren mannen in die Haghe vrijen. De mannen zijn de leenmannen; en eigen lijk worden met welgeboren mannen ook altijd bedoeld leenmannen. Het zijn oorspronkelijk de ministerialen van den graaf, die zich omhoog hebben gewerkt als stand, spoedig met leenen begiftigd zijn geworden om ten slotte op te gaan in den stand der schildboortige leenmannen. Verder woonden in die Haghe natuurlijk vreemde lingen en bastaarden en zal misschien een gedeelte van de bevolking nog hoorig zijn geweest. De verplichtingen van deze verschillende groepen tegenover den graaf zullen we in ’t volgende hoofdstuk bespreken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 120