DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
104
est, in besterfte, in cope, in ghifte, in huwelicke, jof
dat si porteren worden, jof in wat manieren dat zize
derfden.’’
In dit verband is de reeds aangehaalde acte van 1313
ook te begrijpen, dat 's graven land, waarop in eenige
manier diensten rusten, op geenerlei wijze dien dienst
verliest.
En uit datzelfde motief van geldnood is dan ook te
begrijpen het privilegie van 1412 waarin de graaf
decreteert: Voirt wair dat sake, dat yemant van dienst
baren lande of goede dair wij onse diensten of plegen
te hebben, gelegen in onsen ambachte voirscr. geestelic
goet maecte, zo zullen die erfnamen des voirsc. goedes
dat mogen lossen, dats te verstaen een pont t’ siairs
mit tijen ponden. Ende off ijemant anders enich scot-
baer land of goet cofte binnen onsen ambochte voirsc.
wie hij wair, die soude dair of schot ende oncost ghel-
den, also men tot desen daghe toe dair of ghedaen heeft,
up dat wij onse diensten daer bij niet en verliesen.
g. Oorspronkelijk hadden de huijsluijden van die
Haghe ook de verplichting om te zorgen voor het
schoonhouden van den vijver, de grachten om het hof,
den weg en de vaart van die Haghe naar Rijswijk. 2)
Fr. Reg. fol. 6 vo.
2) Op den weg naar Rijswijk had de graaf het recht van tolmet
deze tolgelden en met steun van die van der Haghe en van Scheve-
ningen is de vaart naar Rijswijk gegraven in 13441345. Rentm.
Rek. over dat jaar fol. 5„Item beval miin here med sinen openen
brieve te innen t gelde van den weghe tuschen riiswiic ende Haghe
dairt after stond ende die vaert dair mede te doen delven; Voert
verkreech die rentemeester bi helpe van miin heren Willem van Outs-
hoirn an die goede lude uter Haghe, dat sier seijden helpe te toedoen,
des die stiermans van sceveninghen uijtrekeden bi Jannes uter boeverie
ende bi Willem Reijnouts 10 8 sc. payments ende die goede lude
uter Haghe reijcten uut bi Andries van Wijc, diet selve betaelde