WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 107
Politie tot 1 357.
IV. Rechtspraak en
x) Fockema Andreae, III, bl. 123.
2) Kort begrip v. h. Oud-Vaderl. Burgerl. Recht, blz. 56.
a. Waar die Haghe was het door den graaf uit het
algemeen geëximeerd gebied, waarop hij als grondheer
met uitsluiting van derden alle rechten deed gelden,
spreekt het vanzelf, dat die Haghe ook oorspronkelijk
rechtstreeks door hem geregeerd en bestuurd werd. Dat
i. In de rekeningen van de tresoriers, de z. g. Grafe-
lijkheidsrekeningen ontmoeten we ook enkele posten
over het recht van keurmede, dat is het recht van den
graaf om uit den boedel van een overleden hoorige
het beste stuk te mogen kiezen. Dat zou er dan op
wijzen dat een gedeelte van de bevolking in die Haghe
nog hoorig was. En dan zou men de hofdiensten, die
op den grond drukten, kunnen afleiden uit vroegere
hoorigheidsverhoudingen, die in die Haghe bestaan
zouden hebben. Toch lijkt dit niet waarschijnlijk. Mogelijk
is natuurlijk, dat de oorspronkelijke bevolking van die
Haghe uit hoorigen heeft bestaan, ofschoon men uit
de acten of rekeningen geen enkel feitelijk bewijs daar
voor kan bijbrengen. In elk geval, tot zoover onze
gegevens teruggaan mogen we zeggen, dat de bevolking
van die Haghe uit vrijen bestond: edelen, leenmannen,
huurders of huijsluijden, wier lasten verschillend waren,
maar die toch in den grond der zaak geen van allen
hun vrijheid misten. Volgens Mr. de Blécourt2) is het
zoo juist besproken recht van besterfte in den loop der
tijden verzwakt tot een recht van keurmede. Mogelijk,
dat de posten in de rekeningen der grafelijkheid op dit
recht van keurmede betrekking hebben.