DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
108
h Reg. Leenkamer E.L. 1. fol. 51.
wil dus niet alleen zeggen, dat hij alle ambtenaren aan
stelde, zooals de schepenen, de klerken van die Haghe,
de boden, den apotheker, den wijnschroder, maar dat
hij zelf de rechtspraak uitoefende of door zijn vertegen
woordiger liet uitoefenen.
We zullen die rechtspraak eerst in het kort nagaan
met betrekking tot leengoed.
b. In leenzaken.
De rechtspraak betreffende leengoed berustte bij den
graaf. Hij gaf leenen uit, of zooals de term in de leen-
acten luidt,,wi verlien met desen brieve om van ons te
houdene in rechten lene”. En dit „verlien” was dan het
bevestigen in het leen, het geven van de „gewere” van
het leen aan den leenman.
De overdracht van het leengoed had op deze wijze
plaats, dat de leenman van het leen afstand deed aan
den landsheer, die het dan op verzoek van den ouden
aan den nieuwen leenman overdroeg. ,,Wi Willem grave
etc. maken cont allen luden, dat Symon Diercxsoone
van der Burch ons up gedraghen hevet vierdalf morghen
ende tachtich roeden lands, die hi van ons in lenen
plach te houden, legghende int Hagheambacht tote Jans
ons Valkeniers behoef, welc land voirscr. wi verleen
met desen brieve ianne vors, van ons te houdene in
rechten lenen. In oirconde etc. ghegeven in den Haghe
des Saterdachs na sente lucas dach int jaer XXV (n.l.
1325).x)
Waar oorspronkelijk leenen niet erfelijk waren, had
dus na den dood van eiken leenman zoo'n overdracht
plaats. Maar langzamerhand worden leenen in manne
lijke lijn erfelijk, daarna zelfs in vrouwelijke lijn en
wordt dit in de acte er bij geschreven. Zoo staat dan