in de juist geciteerde acte er bij gevoegd: „mar wi
hebben hem sonderlinghe gracie gedaen, waar dat sake
dat hi storve sonder wittachtighe sonen, soe sout comen
up sine outste wittachtighe dochter ende die sout houden
van ons in rechten lenen
Maar hierin ligt niets bijzonders voor de rechtspraak
in die Haghe, omdat in het geheele gebied van den
graaf de uitspraak met betrekking tot leengoederen op
dezelfde wijze geregeld was. Anders staat de zaak, als
wij de dagelijksche rechtspraak gaan beschouwen en
de crimineele justitie. Talrijk zijn de gegevens over deze
zaken niet, doch in elk geval voldoende om ons een vrij
helder beeld te geven van de rechtspraak in die Haghe.
c. De meyster van den hove.
Tot 1350 hooren we van een baljuw niets; zijn
naam komt in de acten niet voor. De eerste uitvoerige
acte van aanstelling van een baljuw vinden we pas in
1356 op Sinte Barbaren dach 1). „Hertoghe etc. doen
cond allen luden, dat wi bi heren Claijse den Hert,
priester onsen rentmeester van Noorthollant, bevolen
hebben ende bevelen Ghijskiin van Ammers, onze bailius-
cip in de Haghe te bedriven ende te bewaren tot onsen
eren ende tot onsen orbaer ende hi zal enen scoute
setten int Haghe ambacht, so wie onse rentmeester wil
ende alle ambachte, die tote voers. bailiuscip ende scout-
ambacht behoren, alse scepen tesetten, kercmeijsters,
heijlich geestmeesters, boden ende andere diensten, die
zal hi setten of doen aendoen ende vernuwen alse
dicke alse orbaerlic es ende et onsen rentmeester voers.
orbaerlic duijnken sal hier of sal hi onsen rentmeester
goede rekeninghe of doen also dicke als hijs hem ver
manen sal, welcke rentemeester dater ons voert ofrekenen
WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 109
Reg. Leenkamer E.L. 29, fol. 1.