2)
hem noemen wil, is de rentmeester van Noordhollant
dus tevens de vertegenwoordiger van den graaf in
het gerecht, civiel en crimineel. Immers als haghe, als
geëximeerd gebied, berust de rechtspraak in handen van
den grondheervanzelf sprekend is het dus, dat zijn
vertegenwoordiger, de meier van zijn hof in die haghe
zijn plaatsvervanger is in de rechtspraak, zoowel lage
als hooge. Nu wordt volgens Fockema Andreae die
meier in zijn functie als vertegenwoordiger van zijn
heer ook wel schout genoemd. Te verwonderen is het
dan ook niet, dat het schoutambt, waarvan in de
rekening van 1316 sprake is, de aanduiding is voor
wat later het baljuwschap wordt genoemd.
d. De schepenbank.
Laten we nu alvorens het crimineeie gerecht te be
spreken, of liever, voor dat we over 't crimineeie gerecht
een gissing wagen, het lagere gerecht bespreken, dus het
gerecht van schout en schepenen. Schout en schepenen
komen 'teerst voor in twee acten van 1307, de eerste
verleden op Paaschdag, waarbij, „reghter ende ghemene
scepene in die Haghe'' de koop van een rente oorkonden
en die van 13 Juli, waarbij ze een verklaring afleggen
omtrent het niet bezitten van tienden door de parochie
kerk. Wel is er in een acte van 25 Juli 12912) sprake van
een wereldlijk gerecht in Haagambacht en zal hiermede
vermoedelijk wel het gerecht van schout en schepenen
bedoeld zijn, maar zeker is dat toch niet.
Wat was nu de bevoegdheid van het gerecht van schout
en schepenen? Wanneer wij in het oog vatten, dat het
grootste gedeelte van den hofgrond aan de huijsluijden in
erfhuur was uitgegeven, dan mag men, mede op grond van
DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
112
I
i) III, bl. 60.
d. Bergh II 781.