WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 113 de schepen- en grafelijke acten uit dezen tijd gerust zeggen, dat schout en schepenen een tijnsgerecht vormden en de vrijwillige rechtspraak met betrekking tot den tijnsgrond hadden of in het algemeen de vrijwillige rechtspraak over den grond, waarop grafelijke diensten rustten. De „meijs- ter van den hove”, representeerende den graaf, heeft als schout dus in de eerste plaats toe te zien op alle tijnszaken en op allen grond, die den graaf „dienst scondich” is. Daar om is zoo’n acte, als er staat op fol. 1 van het Francijne Register van onschatbare waarde voor het begrijpen van de oudste rechtsverhoudingenWi, Willem, Grave van Henegouwen etc. maken cont allen luden, dat wij onse luden den Buren van onse ambochte in de Haghe ghedaen hebben, sulke gracien, dat wij willen, dat soe wie land coept of dat hem anbesterft, dat hier voermaels onse Vor- ders dienst scoudich wass off noch dienst sculdich es ons off onse nacomelinghen, dat hij van die Lande diene in alder manieren ende alsoe groet, alser onse ouders Graven van Hollant den dienst up geset hebben ende gebieden onse Meijster van onsen Hove in de Haghe, soe wie bij es off wesen sal, dat hij dies niemant en verdraghe alse voer- screven is. fn oirconde desen brieve beseghelt met onsen zeghele des Saterdaghes na Sinte margrieten dagheintjaer ons Heren m.ccc ende dertiene Natuurlijk zal de „meijs ter van den hove’’ hier evenals in andere hoven, wel registers hebben gehad van schotbare luiden, erfhuur- ders, etc. Ongetwijfeld is deze acte gericht tegen hetzelfde als waarop reeds gewezen is bij de bespreking van het aan houdende geldgebrek van den graaf, nl. tegen het op de een of andere manier schot- en dienstvrij maken van het land. En tevens moet dan in dit verband nog eens ter sprake worden gebracht het reeds gedeeltelijk aange haalde privilegie van 1340 voor het Westambacht van 8

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 135