van 1375 1), waarbij aan schepenen
die Haghe het recht werd ge-
lijkste uit het privilegie
en schotbaren luden van
geven zelf het schot te mogen zetten en uit te panden, iets
wat voordien niet door hen gebeurde, maar rechtstreeks
door den graaf werd gedaan, ook het panden. Het is
dat zij hier terloops bijgevoegd een eigenaardigheid
van den tijns van hoftijnsgoed, dat hij ingevorderd kon
worden bij panding2). De graaf zegt dan „dat wij machtich
gemaict hebben ende maken mit desen opene brieve onse
scepenen ende onse scotbaren luden in de Haghe selve
hoer scot setten te moeghen, daer si jaerlicx onsen
dienst mede doen ende die scepen dit scot selve uijt te
panden, ende waer dat sacke dat hen yemant hier in
hinder off stoet dede jof daer jeghens waer, soe bevelen
wij ende ghebieden onse rentemeester van Noorthollant,
die nu es off naermaels wesen sal dat hi hem recht daer
of doe hebben ende selve mit sijnen bode hen dat doe
uijtpanden ende nyemant des en verdraghe gelike joft
waer van onse scout; voert willen wij wie scepen in de
Haghe is jof namaels worden sal ende hem rechts vermet
te doene, dat hij daer van tot ewighen daghen scot gheven
sal van alle sinen goede onse dienst mede te doene, gelike
onse scotbaren lude in de Haeghe”.
Uit de enquête van 1514 blijkt, dat die van de Haghe
hun wedden en al hun lasten betaelden uit de schot-
ponden die zij dan volgens ’t privilegie van 1375 zelf
mochten innen. Maar al waren schepenen vertegen
woordigers der schotbare luiden, daarom werden ze er
nog niet door gekozen. Ze zullen ongetwijfeld door
graaf of den meijster van den hove gekozen zijn, ge
zien het feit, dat ze in 1356 door den baljuw worden
WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 115
Fr. Reg. fol. 2.
2) Zie Fockema Andrea, I. bl. 328.