WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 129 der Vaderl. Kronijk, waarbij dan nog deze toevoeging staat, dat de Graaf een boete van 10 pond stelt op elke overtreding. Deze boete van 10 pond is, zeer karakteristiek, ook gesteld op elke overtreding van de door den graaf uitgevaardigde ordonnantie’s, zoodat in de boetebepaling de grafelijke sanctie naar voren treedt. Met het innen van al deze boeten van 10 pond, ook die gesteld waren op de grafelijke ordonnanties, was de baljuw belast. In het volgende hoofdstuk over schout en schepenen wordt het maken van keuren en de be rechting daarvan uitvoeriger besproken. Dat de baljuwen, die recht moesten spreken, niet altijd deden hetgeen recht was tegenover de bewoners van die Haghe, blijkt wel daaruit, dat al heel spoedig, in 1377, de hertog niet alleen de „goeden luden” in bescherming moest nemen tegen die heeren, maar ook er zich zelf tegen moest beschermen. Bij het opleggen en innen van boeten van „doitslagen ende leemten”, schijnen ze meer hun eigen belang op ’t oog te hebben gehad, dan dat van den graaf of de bewoners, veel pleizier heeft hij in elk geval in het begin van hen niet beleefd. Immers, „want wij aangesien hebben meenige groote swaernisse, die onse goide luede gemeenlic gehad hebben tot deser dage toe van doitslagen en leemten die in onsen landen gesciet sijn en gesocht worden bij onsen baljuwen, die soe groet en sivaer vallen, dat veele onser luden dair bij ontgoet worden, en in steden dairom vaeren, daer wij onsen dienst bi verliesen en groeten schaede lijden” I Daarom bepaalt hij de grootte van het maaggeld voor doodslag en leemte voor de bewoners van die Haghe, en ook, dat ,,soe waer dat sij woenen of woenen sullen in onsen lande voirs. dair men se niet daigen en sal mogen, noch inwinnen voer enich van onse bailjuwen in onsen lande voirs. borge te worden van doitslage 9

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 151