van hoeren magen gedaen of van leemten, die enich hadden of doen sullen.” x) In het begin van dit hoofdstuk werd gezegd, dat de baljuw in den loop der tijden zich langzamerhand een vrij onafhankelijke positie heeft verworven tegenover den graaf. De oorzaak daarvan is alweer de geldnood van den graaf. Deze ging n.l. het baljuwschap ver pachten aan den baljuw tegen beding van een vast bedrag per jaar, terwijl dan daartegenover de baljuw recht kreeg op een gedeelte van de ontvangst der breuken en boeten. Het eerst wordt het baljuwschap van der Haghe door den graaf verpacht aan Claes van Diepenburg in 1433, die reeds sedert 1426 baljuw was en zich voor dien in oorlogstijd al verdienstelijk had gemaakt jegens den graaf als „Capitein van der Hage”. De eerste verpachtingsacte van het baljuwschap volgt hier in extenso: „Op ten XIIen dach in Maerte anno XXXIII na den loip shoifs heeft Claes van Diepenburg gepacht het bailuscip van der Hage een jair lang ende daren tenderende een jair lang na miins genadigen here wederseggen in manieren, dat hij jairlicx dairaff geven sal LX It’ vrijs gelts XL gr. die miin genadige na dortsche munte voor een W gerekent, des en sal hii geen uut- geven rekenen van sulke renten, clederen ende wedden, also er jaerlicx gaen uter bailuiscip voirs ende hier voir sal hii hebben alle vervallen, boeten, brueken, nutscap ende profijt, die tot de voirs baliuscap behoren, uutge- nomen dat van dootslagen ende vredebreuken comen sal, dat sal hii berechten ende mijnen genadigen here dair aff goede rekeninghe doen, dair hii aff hebben sal den vijfden penning van sijnen ontfaen ende van bruecken in sijnen bedrijve gevallen, die bij den rade berecht DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN 130 die Haghe van 1377, v. Mieris III 331. 1) Privilegie voor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 152