132
DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
13 Mei 1461, fol. 32 vo. lezen we: „Cort Willemsz.
meester metselaar mijns genadigden heeren van bij ordi-
nanciën van den rentmeester gewrocht te hebben an
die vierschare dair die baillui recht sit op tie Plaetse
in den Hage, also des van noode was”, of ook Graf.
Rek. 14571458 fol. 136vs: „Partien van costen gedaen
bij den voorscr. rentmeester om die reparacie ende re-
fectie van mijns genadigen heren raedcamer binnen sijnen
hove in den Hage, aen srentmeesters doictoir ende an
mijns genadigen heere vierschaere an den viverberch.’’,
of ook Rentm. Rek. 30 April 1464—30 April 1465 fol.
60, onder uitgaven van „dachueren ende arbeijtsloon”.
„Die vierschaer voir die plaetze, die zeere gebroken
was, die weder gemaickt”.
Idem fol. 61. „die muer aen die vijverberch tusschen
die vierschaer ende dat huijs van Egmont, die zeere
gebroken was, weder al langes gemaict.”
In de baljuwrekeningen komen voor de kosten voor
de banken, waarop gedingd wordt: Balj. Rek. 1387/88
„Item soe dede die bailiu maken IIII baneken op te
dinghen die costen XX st.”
Baljuw Rek. 1393/94 „Item soe siinre ghemaect IIII
baneken daer die bailiu op pleecht te sitten dinghen,
die costen te hout ende te maken XXX st.”
Hoogstwaarschijnlijk is de vierschaar van den baljuw,
toen deze er niet meer terecht zat, gebruikt als woon
huisje voor dengene, die belast was met ’t schoonhouden
van den Vijverberg. Immers, we lezen in het Bresile
Roode Register van de Rekenkamer fol. 1, van „een
cleijn huijsken, mitten tuijne ende andere sijne toebe-
hooren, staende in onser vlecken van der Hage teijndene
de viverberch ende neffens dat schavot." De bewoner
van dat huisje, hem door Karel V geschonken, van
daar dat dit huisje ook Keizer Kareis huijsken genoemd