de schepenbank
spronkelijk alleen
vrede te eischen.
Men zou misschien dit proces nog juister kunnen schet
sen door te zeggen, dat in den loop der tijden de klove
tusschen huijsluijden en welgeborenen wordt gedempt, de
grenzen tusschen beide groepen en standen verflauwen en
worden uitgewischt, doordat feitelijk de economische en
politieke macht der eersten vermeerdert en die der laat-
sten vermindert. En van dit proces vindt men den eersten
neerslag in dit privilegie van 1407. En volkomen logisch
zal het proces daarin eindigen, dat schepenen ten slotte
alle functies van welgeborenen overnemen „van zelf”,
en deze laatsten niet minder „van zelf” van het tooneel
der rechtspraak verdwijnen.
Een groote schrede verder is de macht der buren en
dus in den grond der zaak die der huijsluijden gevorderd
in 1451, wanneer die Haghe een privilegie krijgt,waarin
niet jegen en draecht, dat sal gehouden wesen van ons
ende van enen ygelicken. Oic so sal een ygelick scepen of
die scepen geweest heeft, vrede mogen eijschen, nemen
ende maken, gelijken eenen wailgeboren man”.
Wat zegt dit privilegie nu den onderzoeker? Dit, dat
men hier een tastbaar bewijs heeft van het proces, waarop
in het voorafgaande reeds gedoeld is, het proces van de
groeiende macht der huijsluijden en daartegenover van de
verminderde macht der welgeborenen. Oogenschijnlijk
lijkt het een vergrooting van het aanzien en den invloed
der welgeborenen, zij kunnen nu ook in het dagelijksche
gerecht zitting nemen.
Inderdaad is het meer een uitbreiding van de macht en
den invloed der huijsluijden, wier vertegenwoordigers in
nu ook de bevoegdheid krijgen, die oor-
een welgeborene kon hebben, n.l. van
136
DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
vlg.
4 Fr. Reg. fol. lOvs en