namaels wesen sal, dat hijt denghenen alsoe ofneme ende laet ontgelden, also ghelyclic als die ons onse heerlicheit verminderen woude ende wat hinder of stoet onse beliou ende den gerecht van der Haghe daer of quaeme dat mienen wij aen ons te trecken ende hen dat ofte nemen”. In 1408 krijgen schout en schepenen van den graaf het recht om hun aandeel in deze boeten, n.l. x/s (2/s is voor den graaf) zelf te mogen inwinnen en inpanden. „So hebben wij onsen geminden scout ende scepenen voirs geoirloift ende geconsenteert, oirloven ende con senteren mit desen brieve, dat sij hoir andel van den verbeurnisse voirscr. selve inwinnen ende inpanden sullen mogen van dengenen, diest verbeurt, sonder yemant van onser wegen hem des te bewinden.” Schout en schepenen hebben echter behalve dit recht van keur naast het college van baljuw, schout en schepenen, ook nog het recht van keuren te maken op allerlei zaken. Niet, dat hun ergens speciaal dit recht wordt toegewezen. Maar niettemin blijkt uit allerlei gegevens, dat zij het recht hadden van keuren te maken op de ambachten of neringen. Zoo vinden we op fol. 9VS en vlg. Fr. Reg. een keur van schout en schepenen van 1447 op het ambacht der volrie, de hoofdnering in het dorp van der Haghe, behelzende de verhouding tus- schen meester en gezellen. Dienovereenkomstig vinden we in een acte van 1459 in het Fr. Reg. fol. 12 en vlg., dat schout en schepenen recht spreken in geschillen in de ambachten met beroep op stadhouder en Raad van Holland. En volgens een acte van 1566, die volledig geciteerd wordt bij de bespreking van het schout ambacht van Scheveningen, scheen toen sinds langen tijd al ook tot de bevoegdheid der schepenbank te behooren WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 139 Fr. Reg. fol. 2vs.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 161