turf voor het hof, of ook stelden zij daarvoor iemand aan, zooals ze bij handvest van 1412 x) gemachtigd werden. Evenzoo inden zij voor den graaf de erfhuren en droegen die aan hem af, zooals we o. a. lezen in de Rentm. Rekening van Noorth. 14004402 fol. 42. „Item was Engel, die scout van de Haghe sculdich van after- stallen van erfhuren in den Haghe, dat beliep omtrent VIII '8' goet gelds”. Het dagelijksch recht van schout en schepenen bestond in het berechten van „schade en schulden” 2). De „schoutboete” bedroeg in die Haghe 2 schellingen. Immers in de commissie voor den schout van 13893) lezen we, dat hij o. a. tot profijt zal hebben „half die banne tieghens die scepenen te delen tot sijn boete van twee scell.” Reeds eerder, bij de bespreking van de bevoegdheid der schepenbank voor 1357, werd de bevoegdheid van schout en schepenen in boedelzaken besproken en het privilegie hun in dit opzicht in 1451 verleend, n.l. het instellen van een weeskamer. De dingbank van schout en schepenen heeft zich ongetwijfeld bevonden in „het stedehuys”, waarvan we het bestaan vonden in het hofboek van 14664), waarin „de erfhuur in de Hage mitten hoenre” vermeld staan. Daarin lezen we onder het hoofd „erfhuur aen dat kerckhoff ende voirt die huyse die aen dat oosteynde van dat kerckhoff staan tot die vismarct toe” (de visch- markt was toen ter tijde op de plaats van de tegen- WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 141 4 Fr. Reg. fol. 6vs. 2) Fr. Reg. fol. 10. 3) Liber IV Leenkamer fol. 291. 4) Archief Rekenkamer.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 163