142
DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN
woordige Groenmarkt): „lste dat kerckhoff, 2de die hage.
ende dat stedehuys mit II doere III d.”
Het raadhuis bevond zich dus aan de zijde van het
kerkhof.
Over de finantieele bevoegdheden van schepenen zie
men het hoofdstuk over de tresoriers en over de burge
meesters en over hun bevoegdheden als waterschaps
ambtenaren raadplege men het hoofdstuk over het
waterschap van der Haghe.
d. De Magistraat voor 1505.
1. Het dagelijksch bestuur berustte bij baljuw, schout
en schepenen, gezien hun recht van keuren te maken.
Verwondering behoeft het niet te baren, dat èn schout
èn baljuw beiden in het dagelijksch bestuur zaten.
Zonder eenigen twijfel vindt dit zijn oorzaak hierin,
dat beide ambten gesproten zijn uit één en hetzelfde
ambt, n.l. dat van meyster van den hove of rentmeester
van Noordholland en deze persoon immers had reeds
in 1325 het recht om met schepenen keuren te maken,
zoodat het voor de hand ligt, dat de dragers van beide
ambten, die uit dit eene ambt voortsproten, met schepenen
het dagelijksch bestuur blijven vormen.
2. Een vroedschap bestaat er vóór 1513 niet. Vaak
is beweerd, dat reeds in 1451 gezien de benoeming
van schepenen in dat jaar een vroedschap van 32
leden zou zijn ingesteld. De Riemer heeft zich vooral
aan deze fout schuldig gemaakt en in navolging van
hem vele anderen. Midden 18<ie eeuw hebben hevige
twisten tusschen den Raad van Twaalf (zoo heette toen
de vroedschap) aan de eene zijde en schout en schepenen
aan de andere zijde de Haagsche magistraat verdeeld,
twisten juist over de bevoegdheid en het aantal leden
van de vroedschap en het was de (foutieve) voorstelling
van de Riemer over de vroedschap van 1451, die den