de suppoosten en „de anderen, die exempt sijn", een
heele reeks personen, die in betrekking staan tot den
graaf en het Hof van Holland.
Reeds bij het privilegie van 1407 was aan baljuw,
schout en schepenen vergund accijns te mogen heffen
in het geheele ambacht op bier en wijn, maar tot nog
toe hadden ze daaraan geen gevolg gegeven.
Wegens den oorlog met Utrecht echter hebben de
buren van die Haghe weer veel geld moeten opbrengen,
waardoor ze zich een schuld van 2000 rijnsche guldens
op den hals hebben gehaald en waarvoor ze losrenten
van „50 ponden groten vlaems sjaers” hebben moeten
verkoopen en daarom „soo ist, dat wij geneycht sijnde
ter oitmoediger bede van den voirn. bailliu, scout,
scepenen ende veel van den rijcdom van onse voirscr.
dorpe in der Haghe ende Hageambocht, denselven om
te verhoeden die geheele verderffenisse van den voirscr.
onsen dorpe, geconsenteert, geoctroyeert ende belieft
hebben ende mit desen onsen jegenwoirdigen brieve
consenteren, octroyeren ende believen, dat deselve bailliu,
scout ende scepenen sullen mogen setten ende stellen up
ten wijn ende dat bier, dat men binnen deselven onsen
dorpe van der Hage en Hageambocht drincken, tappen
ende slijten sal alsulke excijse als hierna volgen.”
Deze accijns vormt dus de eerste inkomst van die van
der Haghe uit een eigen middel en hiermede is dan
tegelijkertijd een eigen tresorie in beginsel geschapen.
En dit is ook iets, waar de nadruk op gelegd mag
worden deze tresorie is er dan volgens dit privilegie
een van de gansche Haghe, en niet een van het dorp.
Ruim een maand later het privilegie is van 4
Februari op 26 Maart vinden we in het register van
WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 145
J) Fr. Reg. fol. 17vs. en vlg.
10