DIE HAGHE ALS AMBACHT, PAROCHIE EN 152 van het hof gerekend, en valt het dus buiten den oor- spronkelijken aanleg van het kasteel. Waarmede dan tevens feitelijk bewezen is de veronderstelling van Jhr. Calkoen in het Jaarboekje van die Haghe 1901, dat het Buitenhof later is ontstaan dan 't Binnenhof. Inderdaad zal pas, nadat langzamerhand de behoefte aan meer ruimte voor ambtenaren en gebouwen zich zal hebben laten gevoelen, het Buitenhof bebouwd zijn geworden, waarmede dan, door dezen kijk op de ontwikkeling, de veronderstelling, dat de arm van de Beek, die ’t Buitenhof afsluit, pas vrij laat zal zijn gegraven, aan waarschijnlijkheid wint. Maar na deze uitweiding keeren we weer direct terug naar ons punt van uitgang. Het is nu vanzelf sprekend, dat de graaf binnen het gebied van zijn eigen woning zelf de rechtspraak in handen had en dat hierin iedere inmenging van ’t Haagsche gerecht volkomen buitengesloten was. Maar buiten dit Binnenhof had ’t Haagsche gerecht overal de gewone rechtspraak. Dit valt te constateeren uit verschillende processen, en wat daarover gezegd wordt, o.a. in het 4de Memoriaal van Bosschaert fol. 216, midden 15de eeuw, waaruit blijkt, dat het Hof van Holland alleen rechtspraak had „over allen, die binnen den Hove wonen’d. w. z. dus over allen, die op het Binnenhof wonen. En nog duidelijker komt het uit in het 7de Memoriaal van Rosa Dl fol. 92vs waarin met zoovele woorden wordt gezegd in een appointement van 1442 van het Hof van Holland, dat delicten, die geschieden buiten 's Gravenhof, d. i. het Binnenhof, berecht worden door het gerecht van den Haghe. Er was nl. iemand in het dorp van der Haghe na een twist met den knecht van den Baljuw, door dezen doodgeslagen. De broeders van den vermoorde meenen nu de zaak aanhangig te kunnen maken voor het Hof

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 174