WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 157
Liber V, Leenkamer fol. 66.
het gebied
het ge-
zijn hof
de aandacht gevestigd heeft, omdat men de grenzen van het
dorp niet kende een gedeelte van dien z.g. grafelijkheids-
grond lag in het dorp van der Haghe, een ander gedeelte
in Haagambacht. (Men zie de uiteenzetting in het hoofd
stuk over het ontstaan van het dorp van der Haghe).
Welnu van het standpunt, dat er een aparte grafe-
lijkheidsgrond zou bestaan en deze een eigen jurisdictie-
gebied zou vormen in die Haghe van dit standpunt
beschouwd zou het toch een onbegrijpelijke dwaasheid
moeten heeten van den kant van den graaf, dat hij de
grens van het dorp midden door dit grafelijkheidsge-
bied trokAlleen indien we de dingen beschouwen, zooals
ze inderdaad ook zijn en zooals in het zoo juist aan
geduide hoofdstuk nog nader wordt verklaard, dat er
n.l. juridisch hoegenaamd geen verschil is tusschen het
ambacht en het dorp, noch, zooals we zagen, tusschen
het gansche gebied van die Haghe en den grafelijk-
heidsgrond, alleen volgens deze beschouwing is het trek
ken van den grens door den graaf dwars door het z. g.
grafelijkheidsgebied heen, geen dwaasheid. Maar wat
was dan toch het karakter van dien „grafelijkheids grond”,
die zich altijd in een meer bijzondere belangstelling van
den graaf heeft mogen verheugen Het was
bestemd voor zijn ontspanningsspelenhet was
bied, waar velen van de vaste ambtenaren van
woonden, aan wie hij gronden in erfhuur of in eigendom
had gegeven, zooals b.v. in 1392, op ten asschelen
Woensdach na den lope van onsen Hove, „Hertog
Aelbrecht geeft Meester Claes Scatter onse medicijn
ende dienre een hofstede, die wi Joncfrouwen Alida
van Poelgeest gegheven hadden, staende jeghens onsen
Viverberch over aen onse bossche van der Haghe”.