WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 161 den landsheer, de stichting van de Sociëteit, alleen om van politie of burgerlijk be- nu ook, na de verdwijning van in 1586 van het College eenheid van administratie, stuur te krijgen over den vroegeren „grafelijkheidsgrond”, het ambacht en ’t dorp van der Haghe, terwijl tevens dit college zorg droeg voor allerlei finantieele ver plichtingen van die Haghe met betrekking tot de op brengst van alle impositiën door de Staten van Holland omgeslagen tot bestrijding van de kosten van den oorlog. Het ligt echter buiten het bestek van dit artikel om dit college nader aan een bespreking te onderwerpen, alsmede om de geschillen na te gaan tusschen de Ma gistraat en 't Hof van Holland inzake de jurisdictie, ontstaan na de omwenteling van 1572. h. Het bosch van der Haghe. Aan een bespreking der rechterlijke toestanden binnen die Haghe in de periode van 1357—1505 mag natuurlijk niet ontbreken een beschrijving van die toestanden binnen het bosch van der Haghe, omdat die ons een typisch middeleeuwsch heerlijk recht doen kennen, het jachtrecht n.l. en de jurisdictie in zake de jacht. Zonder ons te verdiepen in de ingewikkelde kwestie's van het jachtrecht, dat middeleeuwsche vorsten in allerlei bos- schen en wouden uitoefenden en in allerlei parken en waranden-kwestie’s, die ver buiten het raam van deze verhandeling zouden vallen, de belangstellende lezer worde echter verwezen naar het meergenoemde proef schrift van den Brabantschen Rijksarchivaris Mr. J. Smit kunnen we zeggen, hetgeen reeds bij de be spreking van het jachtrecht is uiteengezet, dat de graaf de privatieve jacht bezat in het bosch van der Haghe, d.w.z. dat hij, met uitsluiting van derden, alleen het recht van de jacht bezat op het wild, dat zich in het Bosch bevond. Maar niet alleen het wild behoorde hem toe; 11

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1924 | | pagina 183