WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 163
0 Reg. E. L. 25 fol. 2, leenkamer.
waarin bevolen wordt de slooten om het bosch te be
planten met doornen en bramen.
Het bosch behoorde tot dat gedeelte van de Haghe,
dat natuurlijk in het bezit bleef van den graaf en waar
van niets in leen of erfhuur was uitgegeven. Daarom
trachtte deze, naast het genot van de jacht, die hij er
in had, het zoo winstgevend mogelijk te maken, door
de boomen ervan voor allerlei doeleinden te gebruiken
en aan derden in den „akertijt” tegen een zekere som
gelds het recht te geven, hun varkens er in te laten
weiden.
Voorbeelden daarvan zijn reeds aangehaald.
1. Administratie. Natuurlijk moest een bezitting als
het bosch geadministreerd worden. De administratie van
het bosch had de rentmeester van Noordholland uit den
aard der zaak. In de rentmeestersrekening van 1316
reeds en zoo ook in de volgende, vindt men de inkomsten
en uitgaven van die Haghehoute verantwoord.
Deze rentmeester had onder zich voor de administratie
een „bewaerder” of houtvester van het bosch. Deze
had tot taak te zorgen voor het onderhoud der boomen,
wegen, aanplantingen, etc. De eerste commissie voor
zulk een bewaerder vindt men in 1350 1), waarbij hertog
Willem beveelt „harparen Alaerts sone onse bosch van
der Haghe te bedriven ende te bewaren tot onsen
oirbair ende ombieden onsen rentmeester van noort-
hollant die nu is ofter tilt wesen sal, dat hi harparen
voirs. dair in rustelic bliven laet ende hem dair af gheven
alsulke renten ende wedden, alse dair jairlix toe staen
ende sine voirders dair af ghehad hebben”.
Sinds 1400 treden gedurende de eerste helft der 15 de
eeuw twee houtvesters op. Het zijn natuurlijk altijd