WATERSCHAP TOT HET EINDE DER 16E EEUW 167
den graaf
Grauw bonte register Rekenkamer fol. 230vs.
28 April 1550, 27 April 1552, 11 April 1564, 25 October
1568, 15 April 1579, 28 April 1580, 7 April 1593, 29 Mei
1601, 16 Mei 1612, 23 April 1613, waarvan de beschrij
ving en korte inhoud te veel ruimte zouden vragen, maar
die, te zamen met de gegevens uit de rentmeestersrekeningen
en de latere van het bosch, overvloedig materiaal leveren
aan dengene, die lust mocht hebben eens een systematische
geschiedenis van het bosch van der Haghe te schrijven.
VI. Rechtspraak en Politie na 1505.
a. Rechtspraak.
De groote en gewichtige veranderingen, die in deze
periode plaatsgrijpen in de rechtspraak zijn de pachting
door die Haghe zelf van het baljuwschap en het ver
krijgen door de schepenen van de volledige jurisdictie,
zoowel hooge als lage.
Ongetwijfeld is dit een groote overwinning door de
huijsluijden of liever door de buren, waarvan de huijs-
luijden de overgroote meerderheid vormden, behaald
op de grafelijke macht en van de huijsluijden, die in de
schepenen hun vertegenwoordigers hadden, op de wel
geborenen. De grondoorzaak van deze veranderingen is
wederom de geldnood van den landsheer; de directe
aanleiding de groote behoefte aan geld, die Philips de
Schoone heeft „soe ter cause van der laetsten oirloge van
Gelre als om die Reijse van Spaengen, die wij in meninge-
sijn corts te ende te volcomen ende anderen onseaffairen’’.
Daarom is hij „grotelick van noede te vercoepen ende
belasten eenige partien van onsen domeijnen”.
Schepenen, gemeene buren en rijkdom van het dorp
en de vrijheid van der Haghe en Haagambacht verplichten
zich nu in 1505 jaarlijks uit te reiken aan